Kenniscentrum
Ik probeer regelmatig een klein artikel te schrijven waar informatie in staat over bepaalde aandoeningen van het paard. Omdat ik naast masseur ook dierenartsassistent ben en fysiotherapeut in opleiding (humaan) kan ik je deze informatie geven! Mocht hier nog iets nog niet in staan, twijfel dan niet en stuur mij dan een berichtje!
Serratus Ventralis
Ik krijg best veel vragen over 'die grote bult' achter de schouder. Dit is een spier genaamd: m. Serratus Ventralis. Dit is een zeer belangrijke spier voor het paard.
De spier bestaat uit twee delen: De m. serratus ventralis cervicis (voorste deel) en de M. serratus ventralis thoracis (achterste deel). Het voorste deel zorgt vooral voor het heffen van de hals.
Het achterste deel ondersteunt bij de ademhaling en is de schokbreker van de romp. Dit wil zeggen dat deze spier ervoor zorgt dat de billen van het paard niet voorbij de schouders komen als het hard moet remmen (lees: western paarden). Ook zorgt de serratus ervoor dat de borst (tussen de voorbenen) omhoog gehouden wordt.
Het SI gewricht
Een tijdje terug hoorde ik iemand praten over het SI gewricht (sacrum iliaca gewricht). Hier wil ik het een en ander over vertellen.
De wervelkolom loopt vanaf het hoofd tot en met de staart. Wanneer de wervelkolom bij het bekken aankomt zie je dat de wervelkolom er eigenlijk dwars doorheen loopt. Het bekken en de wervelkolom zijn aan elkaar verbonden d.m.v. het SI gewricht. Dit noemen ze een gewricht omdat beweging mogelijk is, echter dit is minimaal! Een SI gewricht maakt een soort schuifbeweging van maar maximaal 5 graden. Het is dus onmogelijk om dit vanaf een (grotere) afstand te kunnen waarnemen.
Het is helaas wel zo dat het SI gewricht klachten kan geven. Er kan bijvoorbeeld artrose voorkomen in het SI gewricht, dit is erg pijnlijk en kan niet verholpen worden. Je paard laat hierbij vage klachten zien, zoals moeite met aanspringen in de galop of moeite in de aanleuning. Je kan ervoor zorgen dat het niet slechter wordt door bijvoorbeeld overbelasting te voorkomen.
Sommige mensen denken dat als een paard zijn bekken kantelt, dat deze kantelt in het SI gewricht. Dit is niet mogelijk. Een paard kantelt zijn bekken in de lumbosacrale overgang. WAT?! In het Nederlands: de overgang tussen de onderrugwervels en het heiligbeen.
(Het 2e plaatje is een bekken van een mens, om duidelijk te laten zien waar het SI gewricht zit. De plaats van het SI gewricht verschilt niet van een paardenbekken, de vorm verschilt wel)
Er zijn 5 verschillende trainingsprincipes die zorgen voor een juiste en goed opbouwende training. Je leest ze hieronder. Heb je vragen of wil je meer weten? Neem dan contact op.
Verschillende trainingsvormen/ energiesystemen
In de (top) sport wordt gebruik gemaakt van verschillende energiesystemen. Ik zal ze hieronder kort toelichten.
1. Het fosfatensysteem of ATP-CP systeem
2. Het anaerobe systeem
3. Het aerobe systeem
1. Het fosfatensysteem of ATP-CP systeem
Denk bij dit systeem even aan krachtpatsers die maar kort een hele zware inspanning moeten leveren, bijvoorbeeld van die wedstrijden waar stevige trekpaarden boomstammen zo snel mogelijk van hun plek moeten hebben.
Dit systeem zorgt er voor dat je 8 sec tot maximaal een halve minuut maximale kracht kan leveren. Gelukkig wordt dit systeem wel snel weer aangevuld en kan het snel weer worden gebruikt.
In de dressuur-en springsport wordt dit systeem weinig gebruikt, mogelijk alleen in de beginfase. Daarna moet het systeem worden aangevuld en moet er worden uitgeweken naar een ander systeem.
2. Het anaerobe systeem
Het anaerobe systeem wordt gekenmerkt voor het leveren van energie zonder beschikbaarheid van zuurstof. Bij een inspanning met hoge intensiteit die maar een paar minuten hoeft worden volgehouden, kan dit systeem uitermate goed werken. Daarna moet het lichaam wel overgaan naar het aerobe systeem. Denk bij dit systeem aan een barrage die gereden moet worden met springen, vaak duurt dit nog geen 2 minuten en kan dit systeem goed worden gebruikt. Maar ook bepaalde dressuuroefeningen die veel spierkracht vergen zoals piafferen of een pirouette, als deze oefeningen klaar zijn kan het lichaam weer schakelen naar het aerobe systeem.
Dit systeem heeft geen zuurstof doordat de spieren die op een bepaald moment gebruikt worden, zo groot worden dat ze tijdelijk de doorbloeding belemmeren.
3. Het aerobe systeem
Dan als laatste het systeem die wij, maar ook onze paarden het meeste van onze tijd gebruiken. Dit systeem wordt gebruikt bij langdurige inspanningen. Deze inspanningen zijn submaximaal, dit wil zeggen dat we geen maximale kracht kunnen leveren in het aerobe systeem. Denk aan endurance wedstrijden of een makkelijk dressuurproefje. In dit systeem kan je het langst kracht blijven leveren.
Probeer eens!
Deze systemen kan je zelf ook eens makkelijk bij jezelf testen! Ga eens een rondje hardlopen op een rustig tempo, ga dan steeds harder lopen totdat je niet meer kan praten, nu zal je in het anaerobe systeem zitten!
Daarnaast probeer eens een eindsprint te trekken dat je zo hard gaat, dat je benen je eigenlijk niet meer kunnen volgen, je zal nu in het ATP systeem zitten.
Trainingprincipe 1: Overload
Er zijn in totaal 5 trainingsprincipes.
Overload:
Wil je trainingseffecten bereiken, dan moet de opgelegde belasting groter zijn dan wat het lichaam gewend is (Eng.: Overload). Het lichaam moet prikkels krijgen die zorgen voor fysiologische veranderingen in weefsels, die dan weer kan leiden tot prestatieverbetering (supercompensatie, zie hieronder). Alleen relatief zware belastingen leiden tot significante trainingseffecten.
Of een oefening een overload is of niet, is afhankelijk van de belastbaarheid van het paard op het moment van toedienen. Een klein voorbeeldje: 5 minuten wandelen is voor de meeste jonge, fitte paarden geen trainingsprikkel, maar voor een paard net uit revalidatie of rond de 25 jaar oud is het wel een overload (trainingsprikkel).
Hoe weet je nou of je een overload toepast?
Aangezien we niet aan een paard kunnen vragen hoe moe ze zijn, moeten we wat creatiever zijn. Een hartslag meter zou al meer duidelijkheid kunnen geven, wat doet de hartslag tijdens de stap, draf en galop zonder dat we iets specifieks vragen? Daarna kan je kijken of de hartslag verandert als je meer specifieke oefeningen gaat vragen, bijvoorbeeld achterwaards, geeft dit een significante stijging in hartslag? Dan zou dit goed een overload kunnen zijn.
Uiteraard is het altijd zoeken naar de juiste trainingsprikkels, vaak de ruiters met strakke planningen en veel ervaring kunnen aanvoelen wat een bepaalde oefening doet met het lijf.
Trainingprincipe 2: Supercompensatie
Er zijn 5 verschillende trainingsprincipes.
Supercompensatie
Heb jij het gevoel dat je je rot traint om verder te komen, maar het lijkt niet te verbeteren? Mogelijk train je dan op de verkeerde momenten of geef je te hoge/lage trainingsprikkels!
Supercompensaties is de verbetering van prestaties. Tijdens een training geef je een bepaalde trainingsprikkel. De training is dan een soort verstoringsmechanisme, je maakt het lichaam moe (zie het meest linkse pijltje in de eerste afbeelding hieronder). Daarna geef je je paard rust en treedt er herstel op (zie linker groene pijl). In die rust past het lichaam zich aan en bereidt het zich voor op de volgende trainingsprikkel, het lichaam wordt dus beter. Heb je te lang herstel (zie rechter rode pijl) dan neemt de supercompensatie weer af en is het lichaam weer hetzelfde als voor de training. Er is in dit geval dus eigenlijk niks gebeurd. Maar ook als je te kort herstel hebt en het lijf nog niet goed geoptimaliseerd is, bouwt zich geen supercompensatie op. Je krijgt dan een negatieve compensatie.
Timing van de training is dus erg belangrijk om supercompensatie te krijgen en uiteindelijk vooruitgang te boeken. Daarnaast zijn ook de FITT principes belangrijk (frequentie, intensiteit, type training en de tijd). Geef je een hele zware training, dan put je het lichaam verder uit en zal het herstel langer duren. Ga je dan weer te snel trainen, dan ga je overbelasting creëren en dus een negatieve compensatie.
Hieronder vind je 2 afbeeldingen. In de eerste zie je het 'normale' verloop van een training met de herstel tijd. In de tweede afbeelding zie je wat er gebeurd als je te veel en te snel achter elkaar trainingsprikkels geeft (rode lijn). De groene lijn geeft aan hoe de supercompensatie zich ontwikkelt bij een goed ingeschatte training met inachtneming van de juiste FITT en de juiste hersteltijd.
Uiteraard is per paard verschillend welke prikkel een daadwerkelijke trainingsprikkel is. Dit is eventueel te onderzoeken met een hartslagmeter.
Trainingprincipe 3: Specificiteit
Er zijn 5 verschillende trainingsprincipes.
Specificiteit
Het volgende principe dat voor elke training geldt, is het principe van specificiteit. Dat betekent dat je paard van longeren niet beter wordt in springen, om maar even een voorbeeld te geven. Je paard wordt beter in de oefeningen die je traint.
Er zijn vier facetten:
- Specificiteit van activiteiten
- Specificiteit van gebruikte spieren en motorische eenheden
- Specificiteit van energiesystemen
- Specificiteit van coördinatiepatronen
Ik ga niet veel verder in op dit trainingsprincipe, dan wordt het wel heel fysiologisch! Mocht je hier meer over willen weten, stuur me dan een berichtje!
Trainingprincipe 4: Reversibiliteit
Er zijn 5 verschillende trainingsprincipes.
Reversibiliteit
Het bereikte effect van een training verdwijnt weer door minder vaak te trainen, door de training te verwaarlozen of door helemaal geen training toe te passen. Dit is het principe van reversibiliteit. Use it or lose it, is dan ook niet voor niks een vaak gebruikte zin in revalidatie en training. Achteruitgang van het lichaam gaat dan ook super snel! Een voorbeeldje voor het menselijk lichaam: bij 2 weken bedrust leidt tot een afname van de totale spiermassa van circa 10%. Vaak is bij mensen dan de gouden regel dat 2 dagen in de week zorgt voor het behouden van de spiermassa en het aerobe effect. Bij 3 dagen wordt er vaker gesproken van opbouw. Bij paarden weet ik niet precies of dit precies zo geldt.
Trainingprincipe 5: Afnemende meeropbrengst
Er zijn 5 verschillende trainingsprincipes.
Afnemende meeropbrengst
Doordat de belastbaarheid in een trainings- of oefenperiode toeneemt, moet de intensiteit worden verhoogd en/of de omvang van de trainingsbelasting worden vergroot om een verdere toename van de belastbaarheid te bewerkstelligen.
Dit principe houdt in dat er steeds een sterkere belastingsprikkel nodig is om tot een verder trainingseffect te komen. Ook zal de toename van de belastbaarheid steeds geringer worden in verhouding tot de hoeveelheid verrichte fysieke arbeid. Er komt zelfs een punt waarop er, ondanks een toename in trainingsarbeid, uiteindelijk geen verbetering meer optreedt. Tevens is het mogelijk om door te grote trainingsarbeid achteruit te gaan in prestatievermogen (zie supercompensatie). In de sporttraining noemt men dit overreaching en overtraining. Het uithoudingsvermogen kan bij gezonde paarden tot een bepaald percentage toenemen.
Supercompensatie
Supercompensatie dat neigt naar verbetering en niet functionele overbelasting
Helaas zijn er veel spierproblemen die wij, maar ook onze paarden kunnen oplopen. Hieronder heb ik er een aantal uitgelicht. Wil je meer weten of heb je vragen? Neem dan contact op.
Spierbevangenheid
Spierproblemen uitgelicht: Spierbevangenheid.
Spierbevangenheid of wel tying-up of maandagziekte genoemd, is een acute stoornis in de spierstofwisseling die verzuring van de spieren als gevolg heeft. Deze acute aandoening is erg pijnlijk voor het paard.
Wat zijn de oorzaken?
Vroeger was het zo dat een paard elke dag een bepaald aantal kilo's krachtvoer kreeg. een paard liep vroeger dan ook bijna elke dag, behalve de zondag. Zondag worden werden de paarden niet aan het werk gezet, maar kreeg het wel net zoveel krachtvoer binnen. Deze voedingsstoffen, vitaminen, etc. stapelen zich dan op en veroorzaken zo deze acute aandoening, vaak uit deze aandoening zich dan op een maandag, vandaag de benaming: maandagziekte.
Staat je paard op rust door een blessure, of heeft hij een rust dag? Pas je rantsoen hier dan op aan.
Spierbevangenheid kan veel andere oorzaken hebben, denk aan: een tekort aan elektrolyten door overmatig zweten, een te zware training (overbelasting), een stofwisselingsziekte of een tekort aan vitamine E of selenium.
Wat zijn symptomen?
De aandoening kan in verschillende gradaties voorkomen: licht, matig en ernstig. Over het algemeen heeft een paard pijn met lopen en zal dit dus niet willen.
Lichte spierbevangenheid
Bij lichte spierbevangenheid staat het paard met een omhoog gebogen rug en is het stijf in de achterhand. Kort na het werk zal het paard wat gestrekt gaan staan en niet meer zo graag willen lopen. Soms krabben paarden met de voorbenen. Bloedonderzoek zal een lichte verhoging van de spierenzymen aantonen.
Matige spierbevangenheid
Bij matige spierbevangenheid wil het paard gedurende de training niet graag meer lopen, krijgt het een stijve en sterk verkorte pas en kunnen de spieren in de achterhand gaan trillen. Het paard kan overmatig gaan zweten, ook als de training al voorbij is. Na het eerste trillen worden de spieren van de achterhand stijf en pijnlijk. Het paard kan bij matige spierbevangenheid al bruine urine plassen, wat duidt op de aanwezigheid van myoglobine dat vanuit de spieren in het bloed terecht is gekomen. Myoglobine is erg schadelijk voor de nieren.
Een bloedtest zal een duidelijke verhoging van de spierenzymen aantonen.
Zware spierbevangenheid
Bij zware spierbevangenheid zal het paard kort na het begin van de training overmatig gaan zweten en stijf gaan bewegen. In sommige gevallen zal hij weigeren om te lopen omdat het dat niet meer kan. Het paard wordt angstig, heeft wijde neusgaten en een verhoogde hart- en ademfrequentie. De urine is duidelijk bruin gekleurd. Het paard wil graag liggen en komt liever niet overeind. Middels een bloedtest zal blijken dat de spierenzymen zeer sterk verhoogd zijn.
Behandeling
In alle gevallen moet de dierenarts worden ingeschakeld. De behandeling is afhankelijk van de ernst van de aandoening maar zal onder andere bestaan uit infuus, pijnstilling en advies over het voedingsrantsoen.
LET OP: vraag altijd je eigen dierenarts voor advies!
Overbelasting
Spierproblemen uitgelicht: overbelasting
Je traint voor een wedstrijd, want je wilt natuurlijk hoog scoren! Een risico van fanatiek trainen is overbelasting. Eigenlijk is bij elke blessure sprake van overbelasting. Een spier heeft een bepaalde mate van belastbaarheid, ga je daar overheen met zware belasting, dan belast je meer dan dat die spier aankan -> overbelasting dus.
Symptomen van overbelasting zijn vooral: het niet sterker worden van de spieren, het paard verliest zijn looplust, staken, onregelmatig lopen, enz.
Spieroverbelasting kan overgaan naar spierbevangenheid, dit zal ik in een volgende post uitleggen.
Is je paard overbelast dan moet je dus iets gaan veranderen aan de belasting of de belastbaarheid van de spier.
De eerste stap is om altijd de belasting te verlagen. De spieren moeten eerst herstellen van de overbelasting.
Daarnaast moet er goed gekeken worden naar de training, wanneer wordt er getraind, wat is de intensiteit, hoe vaak in de week wordt er getraind, enz. De intensiteit van de training is goed te bepalen met een hartslagmeter.
Kijk ook hierboven bij trainingsprincipes voor meer informatie.
Twijfel jij over je trainingsschema? Stuur mij dan een berichtje! Dan kunnen we samen een trainingsschema maken.
Spierpijn
Iedereen weet wel hoe het is, spierpijn. Meestal erg vervelend! En we weten vaak ook wel waardoor het komt: een intensieve training in de sportschool, met tegenwind op de fiets of een dag bikkelen in de tuin.
Ook hardwerkende (sport) paarden hebben hier last van. Hieronder lees je meer over spierpijn en de behandeling ervan.
Paarden kunnen helaas niet aangeven dat ze spierpijn hebben, vaak merk je dit pas bij de volgende training; hij kan wat stijver bewegen, kan sneller wat chagrijnig worden of wil staken, daarnaast kan hij heftiger reageren op aanrakingen.
Wat is spierpijn nou precies?
De term spierpijn komt van een hele keten scheikundige processen. Om de termen hieronder helemaal te snappen, lees ook even: Verschillende trainingen.
Heel kort door de bocht: spierpijn is eigenlijk weefselschade, door deze weefselschade gaat het lichaam hard werken om dit weer te herstellen. Het gevolg hiervan is dat het weefsel beter wordt (zie trainingsprincipe 2).
Als je gaat trainen in het aerobe systeem, wil dit zeggen dat je traint met voldoende zuurstof. Er komt dus voldoende zuurstof bij de spiercellen die ervoor zorgen dat de spiercellen op de juiste manier kunnen samentrekken. Waar zuurstof is, is ook de afvalstof: koolstofdioxide, een afvalstof die vrij komt bij verbranding. Ga je trainen in het anaerobe systeem, het systeem met minder zuurstof toevoer, dan hoop de CO2 (koolstofdioxide) sneller op. Er komt dan ook melkzuur vrij (H+ ionen). Doordat je in het anaerobe systeem traint en er minder zuurstof bij komt, kunnen de afvalstoffen ook minder goed weg. Dit blijft zich opstapelen als je blijft trainen in het anaerobe systeem.
Wat kan je doen tegen spierpijn?
Er is helaas geen simpel antwoord om van spierpijn af te komen, hier zijn nog steeds veel theorieën over. Gelukkig kan je wel wat doen. Denk aan rekken, rekken zorgt wel voor meer doorbloeding waardoor er sneller weer zuurstof bij de cellen kan en de afvalstoffen worden afgevoerd.
(Zware) Training wordt afgeraden bij spierpijn (lees trainingsprincipe 1). Aangezien er een bepaalde mate is van schade in de spiervezels, wordt dit sterk afgeraden aangezien je de vezels dan meer kan beschadigen. Wel is laag intensief bewegen erg goed, dit zorgt ook weer voor doorbloeding.
Als laatste natuurlijk massage! Massage zorgt er ook voor dat de doorbloeding wordt verbeterd.
Hoe kan je spierpijn voorkomen?
Gelukkig zijn er verschillende aspecten die ervoor kunnen zorgen dat je spierpijn kan voorkomen. Hieronder heb ik ze op een rijtje gezet!
- Zorg voor een geleidelijke opbouw van de trainingsintensiteit
- Begin de training altijd met een goede warming-up. Uit onderzoek is gebleken dat 10 minuten warm stappen een belangrijke basis is van je warming-up! Uiteraard hoef je niet 10 minuten aan een lange teugel rondjes te stappen, je kan tempowisselingen rijden, stelling en buiging vragen en denk ook eens aan wijken of travers in de stap! Wissel ook eens in hoofd-hals houding.
- Daarna draaf je rustig aan of rij je meerdere overgangen om de activiteit te waarborgen. Rijdt ook in de draf tempowisselingen en probeer ook in de draf eens te schakelen in de hoofd-hals houding, zo leert hij op eigen benen lopen.
- Stap regelmatig tijdens de training. Je zorgt er dan weer voor dat hij in het aerobe systeem komt en de doorbloeding beter wordt, zo stapelen er minder afvalstoffen op die voor spierpijn kunnen zorgen.
- Zorg voor een rustige cooling-down, eventueel aangevuld met rek oefeningen. Tijdens een cooling-down kan je gerust ook draven en galopperen, let hierop dan wel op de hoofd-hals houding, laat je paard maar eens naar voren/beneden lopen. Hij leert dan gelijk zijn bovenlijn ontspannen, daarnaast is dit een goede controle of hij vanuit achteren actief is.
Een aantal belangrijke spieren uitgelicht
De M. Sterno Cephalicus is een belangrijke spier als het gaat om hoofd-hals houding. De spier zit vast aan het puntje de onderkaak (mandibulla) en loopt door tot aan het borstbeen (sternum). Deze spier zorgt ervoor dat de hals zakt en de neus richting de borst gaat. Deze spier (samen met de m. brachiocephalicus en de omotransversarius) vormt de 'onderhals' zoals dat in de volksmond vaak wordt gezegd.
Paarden die niet 'door de kaak willen' houden vaak deze spier vast.
De m. longissimus dorsi is de lange rugspier en loopt van de eerste borstwervel tot de laatste lendenwervel. De spier heeft veel te houden tijdens een training waar een ruiter op de rug van het paard zit. Deze spier zorgt er namelijk voor dat de rug niet 'doorzakt'. Deze spier werkt nauw samen met de m. rectus abdominis (hieronder uitgelicht).
Als een paard deze spier weinig of nauwelijks gebruikt kan er problemen ontstaan in de rug doordat deze moeilijker omhoog wordt gehouden.
De m. rectus abdominis of wel de lange buikspier loopt van het borstbeen tot aan de onderkant van het bekken. Deze spier werkt nauw samen met de lange rugspier. De m. rectus abdominis ondersteunt daarnaast ook de buik en organen. Als paarden deze lange buikspier aanspannen wordt de rug omhoog gedrukt. Sommige paarden weigeren het gebruiken van deze spier en langzaam zie je dat ze ook minder met hun rugspier gaan doen en gaan 'hangen' met hun rug. Deze paarden moeten weer worden geactiveerd in het gebruik van de rug- en buikspieren.
De m. iliopsoas is een hele belangrijke spier in de achterhand. Hij loopt van de laatste lendenwervels naar de bovenkant van het bovenbeen en zorgt er dan ook voor dat het achterbeen naar voren wordt geplaatst of wel 'onder de massa' wordt gezet. Een iliopsoas die niet goed of minder functioneert kan problemen opwekken in het ondertreden van de achterbenen.
De motor van het paard wordt de m. gluteus maximus ook wel genoemd. Het is een dikke en krachtige spier die via de laatste lendenwervels over het bekken naar de achterkant van het bovenbeen loopt. Hij zorgt er dan ook voor dat het bekken wordt gekanteld en het been weer naar achteren wordt getrokken. Deze spier zorgt er ook voor dat een paard 'volle' billen krijgt. Een paard met een onder ontwikkelde m. gluteus maximus kan niet met veel actie de achterbenen gebruiken en zal eerder op de voorhand vallen.